Inhoudsopgave
A good way to visualize a GIMP image is as a stack of transparencies: in GIMP terminology, each individual transparency is called a layer. There is no limit, in principle, to the number of layers an image can have: only the amount of memory available on the system. It is not uncommon for advanced users to work with images containing dozens of layers.
The organization of layers in an image is shown by the Layers dialog, which is the second most important type of dialog window in GIMP, after the Main Toolbox. The appearance of the Layers dialog is shown in the adjoining illustration. How it works is described in detail in the Layers Dialog section, but we will touch on some aspects of it here, in relation to the layer properties that they display.
Each open image has at any time a single active drawable. A “drawable” is a GIMP concept that includes layers, but also several other types of things, such as channels, layer masks, and the selection mask. (Basically, a “drawable” is anything that can be drawn on with painting tools). If a layer is currently active, it is shown highlighted in the Layers dialog, and its name is shown in the status area of the image window. If not, you can activate it by clicking on it. If none of the layers are highlighted, it means the active drawable is something other than a layer.
In de menubalk boven ieder afbeeldingsvenster kunt u een menu getiteld
vinden. Met de commando's die dit menu bevat kunt u een aantal bewerkingen op de huidig actieve laag van de afbeelding uitvoeren. Hetzelfde menu wordt geopend door rechts te klikken in het lagen-dialoogvenster.Iedere laag in een GIMP-afbeelding heeft een aantal belangrijke eigenschappen:
Iedere laag heeft een naam die automatisch aangemaakt wordt als de laag gemaakt wordt. U kunt deze echter veranderen in een dialoogvenster dat u opent door in het lagen dialoogvenster dubbel te klikken op de bewuste laag of door in het menu dat u met een rechtermuisklik opent, het item
de rechtermuisknop weer loslaat.Zoals u al in het voorgaande deel heeft kunnen lezen bevat het zogenaamde alfa-kanaal informatie over de doorzichtigheid van elke laag in ieder beeldpunt. Niet iedere laag hoeft een alfa kanaal te hebben. Met name in de onderste laag (vaak achtergrond genaamd) ontbreekt deze doorzichtigheidsregeling vaak dat betekent dat deze laag overal volledig ondoorzichtig is. Lagen zonder alfakanaal worden gemaakt als u een afbeelding opent met een bestandsformaat waarin geen transparantie mogelijk is, of als u een afbeelding met meerdere lagen tot een afbeelding met één enkele laag afplat.
Behalve de onderste, heeft iedere laag verplicht een alfakanaal die de doorzichtigheid regelt. Alleen in de onderste laag kan de alfakanaal ontbreken. Veel bewerkingen kunnen niet uitgevoerd worden op een laag zonder alfakanaal. Een triviaal voorbeeld hiervan is het verschuiven van een achtergrondlaag zonder transparantie, verder naar boven.(Aangezien alleen de onderste laag het dus zonder transparantie kan doen) maar ieder andere bewerking waarin doorzichtigheid een rol speelt levert problemen op. Aan een laag zonder alfakanaal kunt u deze toevoegen door gebruik te maken van de menukeuzen:
→ → , of door de rechtermuisknop in te drukken op de bewuste laag in het Lagen-dialoogvenster en de muisknop op in het opgekomen keuzemenu los te laten.Every layer other than the bottom layer of an image has automatically an Alpha channel, but you can't see a grayscale representation of the alpha values. See Alpha in Glossary for more information.
Het laagtype wordt in eerste instantie bepaald door het gebruikte type afbeelding (zoals in het voorgaande hoofdstuk beschreven is) en de al dan niet aanwezigheid van een alfalaag. De mogelijkheden zijn de volgenden:
RGB
RGBA
Grijswaarden
Grijswaarden A
Geïndexeerd
Geïndexeerd A
The main reason this matters is that most filters (in the
menu) only accept a subset of layer types, and appear grayed out in the menu if the active layer does not have an acceptable type. Often you can rectify this either by changing the mode of the image or by adding or removing an alpha channel.It is possible to remove a layer from an image, without destroying it, by clicking on the symbol in the Layers dialog. This is called “toggling the visibility” of the layer. Most operations on an image treat toggled-off layers as if they did not exist. When you work with images containing many layers, with varying opacity, you often can get a better picture of the contents of the layer you want to work on by hiding some of the other layers.
Tip | |
---|---|
Wanneer u de Shift-toets ingedrukt houdt terwijl u op het oog-symbool klikt wordt de zichtbaarheid van alle lagen, behalve de aangeklikte uit gezet |
Als u tussen het oog-symbool en de miniatuurafbeelding van de laag klikt, verschijnt er een symbool als een ketting, hierdoor kunt u verschillende lagen groeperen om bewerkingen op verschillende lagen tegelijk uit te voeren (bijvoorbeeld verplaatsen of vervormen).
In GIMP, the boundaries of a layer do not necessarily match the boundaries of the image that contains it. When you create text, for example, each text item goes into its own separate layer, and the layer is precisely sized to contain the text and nothing more. Also, when you create a new layer using cut-and-paste, the new layer is sized just large enough to contain the pasted item. In the image window, the boundaries of the currently active layer are shown outlined with a black-and-yellow dashed line.
De reden waarom dit belangrijk is, is dat u niets buiten de grenzen van de actieve laag kunt bewerken; U kunt niets doen als er niets bestaat. Als dit een probleem opleverd kunt u de afmetingen van de laag aanpassen met verschillende opdachten die u onderin het
menu vindt.Opmerking | |
---|---|
De hoeveelheid geheugen die een laag nodig heeft wordt bepaald door de afmetingen ervan, niet door wat er precies in staat. Daarom is het dus goed voor de snelheid om in grote afbeeldingen of afbeeldingen met veel lagen werken de grootte van de verschillende lagen zoveel mogelijk te beknotten. |
De bedekking van een laag bepaald de hoeveel er van de kleuren van de stapel onderliggende lagen door de bewuste laag doorgelaten wordt. De bedekkingsgraad kunt u instellen in waarden tussen de 0 en de 100; 0 betekend volledig doorzichtig en bij 100 worden de onderliggende lagen dus helemaal afgedekt.
De modus van een laag bepaald hoe de kleuren ervan met de kleuren van de onderliggende samengevoegd worden. Dit is zoiets ingewikkelds en belangrijks dat er een apart hoofdstuk aan gewijd dient te worden dat zal volgen, u kunt in de woordenlijst naar Laag modus zoeken.
Naast het alfakanaal is er nog een manier om de doorzichtigheid van een laag te regelen, namelijk een laag masker, dit is een extra betekenbaar voorwerp van grijswaarden dat aan de laag gekoppeld kan worden. Standaard heeft een laag niet zo'n masker: het moet er uitdrukkelijk aan toegevoegd worden. Laag maskers en hoe u die kunt bewerken worden in een later deel van dit hoofdstuk uitgebreider behandeld.
In de rechterbovenhoek van het lagen-dialoogvenster verschijnt een klein aanvinkvak dat de "bewaar doorzichtigheids" instelling van de laag regelt. Als het aangevinkt is, staan de instellingen van het betreffende kanaal op slot en kunt u op het alfakanaal dus geen bewerkingen uitvoeren. In het bijzonder veranderd er dus niets aan de delen van de laag die voor de bewerking al doorzichtig waren.