De opdracht Kleur naar alfa maakt alle beeldpunten van de actieve laag transparant die een geselecteerde kleur hebben. Het probeert de informatie voor anti-aliasing te behouden met een gedeeltelijk intelligent algoritme, dat zwakke informatie voor de kleur vervangt door zwakke informatie voor alfa. Op deze manier behouden gebieden, die een element van de geselecteerde kleur bevatten, een gemengd uiterlijk met de hen omringende beeldpunten.
“Voorinstellingen” zijn een veel voorkomende mogelijkheid voor verschillende opdrachten in Kleuren. U vindt de beschrijving ervan in Paragraaf 8.1.1, “Algemene mogelijkheden voor kleuren”.
Klikken op de kleurstaal verschaft een dialoogvenster voor het kiezen van een kleur waar u een kleur kunt selecteren. U kunt ook een kleur selecteren met het pipet aan de rechterkant.
“Kleur naar alfa” komt met een dialoogvenster Gereedschapsopties van GEGL onder Gereedschapskist. Als de optie Monstergemiddelde niet is geselecteerd, kiest het pipet slechts een kleur voor het beeldpunt. Als die optie is geselecteerd gaat de muisaanwijzer met een vierkante grens de beeldpunten monsteren die een samengestelde “kleur” voor het monster bepalen. U kunt de grootte van het vierkant direct aanpassen in het tekstvak, of met pijlkoppen, of de pijltoetsen Omhoog en Omlaag op het toetsenbord.
Klikken met rechts op de kleurstaal geeft een menu weer waar u kleuren voor de Voorgrond of Achtergrond, Wit of Zwart kunt selecteren.
Transparantie: de grens waaronder kleuren transparant worden.
Opaciteit: de grens waarboven kleuren ondoorzichtig worden.
Kleur naar alfa past de transparantie (en kleur) van de beeldpunten aan, gebaseerd op hun afstand vanaf de geselecteerde achtergrondkleur (de optie “Kleur”) — hoe dichter zij bij de achtergrondkleur liggen, des te meer transparant zij worden, waarbij de achtergrondkleur volledig transparant wordt.
De drempels voor transparantie en opaciteit beheren, respectievelijk, hoe dicht kleuren bij de achtergrondkleur zouden mogen liggen voordat zij volledig transparant worden, en hoe ver zij van de achtergrondkleur zouden mogen liggen voordat zij volledig ondoorzichtig blijven. Met de standaard waarden van 0 en 1, wordt alleen de achtergrondkleur volledig transparant en alleen de kleuren die het verste weg liggen van de achtergrondkleur blijven volledig ondoorzichtig.
Waar, bijvoorbeeld, de standaard waarden goed werken voor het verwijderen van een witte achtergrond uit een zwart object, als het object in plaats daarvan grijs is [afb. 1] zal het semi-transparant worden [afb. 2], omdat grijs halverwege wit en zwart ligt. Verlagen van de opaciteitsdrempel naar 0,5 lost dat op, door alle beeldpunten te behouden die grijs of donkerder zijn (alle beeldpunten waarvan de afstand tot wit 0,5 of meer is, op een schaal van [0,1]) volledig onderzichtig [afb. 3].
De transparantiedrempel werkt soortgelijk: verhogen ervan zorgt er voor dat meer kleuren in de nabijheid van de achtergrondkleur volledig transparant worden. Dit is meestal handig bij afbeelding met veel ruis, waarin de achtergrond niet volledig effen is. Echter, anders dan in andere gevallen, wanneer de transparantiedrempel boven 0 ligt, reproduceert het resultaat tegen de achtergrondkleur niet langer exact dezelfde afbeelding.
Met het risico om een beetje te technisch te zijn, dit kan worden gevisualiseerd door te denken aan de kubus van RGB. De achtergrondkleur is een punt binnen de kubus en de transparantie- en opaciteitsdrempels zijn twee sub-kubussen die zijn gecentreerd rondom de achtergrondkleur. Alles binnen de kubus van de transparantiedrempel wordt volledig transparant, alles buiten de kubus van de opaciteitsdrempel blijft volledig ondoorzichtig en alles daartussen gaat gradueel over van transparant naar ondoorzichtig. In afbeelding [afb. 4] kunt u de Rood-Groen-zijde van de RGB-kubus zien. (1) is de achtergrondkleur (Rood=0,5, Groen=0,5, Blauw=0,0), (2) is de transparantiedrempel (ingesteld op 0,1) en (3) is de opaciteitsdrempel (ingesteld op 0,4).
Dit zijn veel voorkomende mogelijkheden, beschreven in Paragraaf 8.1.1, “Algemene mogelijkheden voor kleuren”.
Voeg een alfakanaal toe aan uw afbeelding, indien nodig, in het hoofdmenu onder
→ → .Open Kleur naar alfa.
Deselecteer de optie Voorbeeld.
Kies de kleur, hier de lucht.
Selecteer de optie Voorbeeld weer.
Pas de Transparantie- en Opaciteitsdrempel aan met proberen en fouten maken.