De opdracht “Nieuwe laag aanmaken” dat u in staat stelt een nieuwe lege laag aan de stapel met lagen toe te voegen, net boven de actieve layer.
opent het dialoogvensterOpmerking | |
---|---|
Wanneer een zwevende selectie aanwezig is, zal deze opdracht verschijnen als . Door die te gebruiken zal de zwevende selectie een normale laag worden, zonder het dialoogvenster Nieuwe laag aanmaken te openen. |
U heeft toegang tot deze opdracht
Vanuit het hoofdmenu met
→ .Door de sneltoets Shift+Ctrl+N te gebruiken.
Vanuit het dialoogvenster Lagen, krijgt u er toegang toe via de opdracht van zijn contextmenu, of door te klikken op de knop met het pictogram aan de onderzijde van dat dialoogvenster.
Onder de titel “Nieuwe laag aanmaken”, zal de naam van de afbeelding, waartoe deze laag zal gaan behoren, worden weergegeven. Rechts van de titel wordt een miniatuur van die afbeelding weergegeven. Dit zal u in staat stellen te controleren of u de afbeelding toevoegt aan de juiste afbeelding, als er meer dan een afbeelding geopend is.
De naam van de nieuwe laag. Het hoeft geen enkele functionele betekenis te hebben; het is voor u eenvoudigweg een handige manier om het doel van de laag te onthouden. De standaard naam is “Laag”, maar het onthoudt de laatste naam die u gebruikte. Als een laag, met de naam die u koos, al bestaat, wordt automatisch een nummer toegevoegd om de naam uniek te maken (bijv. “Laag #1”) als u klikt op de knop om de laag te maken.
Als u klikt op een van deze kleurknoppen, zal het vak van het pictogram "Oog", van de gemaakte laag, die kleur hebben. Dat kan u helpen groepen lagen te identificeren om ze gemakkelijker te zien laten zijn als u heel veel lagen in uw afbeelding hebt.
De modus van een laag bepaalt hoe de laag wordt gecombineerd met de lagen eronder. Standaard is “Normaal”. De keuzelijst biedt een brede keuze aan modi voor de laag, ook wel bekend als mengopties. Aan de rechterkant staat een andere keuzelijst om te selecteren tussen “Standaard” of “Verouderde” modi voor de laag.
Modi voor de laag worden meer in detail beschreven in Modi voor de laag en Verouderde modi voor de laag.
De kleurruimte die wordt gebruikt voor het mengen of samenstellen van de laag met de lagen eronder. “Mengruimte” bepaalt hoe de kleuren van de bovenste en onderste lagen samen worden gemixt, en “Composietruimte” hoe de bovenste en onderste lagen worden samengevoegd ten opzichte van de transparantie van elk beeldpunt.
Afhankelijk van de modi voor de laag (zie boven) kunnen een of beide instellingen zijn uitgeschakeld. Het wordt alleen ingeschakeld voor modi van de laag waar deze instelling enig effect heeft. Indien ingeschakeld is de standaard Automatisch. De andere keuzes zijn RGB (lineair) en RGB (perceptueel). Onthoud dat, waar Automatisch zich naar laat vertalen, afhankelijk is van de gekozen modus voor de laag. Het is niet hetzelfde voor alle modi. Sommige gebruiken lineair, andere gebruiken perceptueel.
De lineaire en perceptuele (niet-lineaire) coderingen worden beschreven in precisie en codering kiezen en in de Woordenlijst.
Opmerking | |
---|---|
Bij het wijzigen van de modus voor de laag worden zowel Mengruimte als Composietruimte altijd teruggezet naar Automatisch om ervoor te zorgen dat de instellingen zin hebben voor die bepaalde modus voor de laag. |
De Modus van de laag, waarnaar soms wordt verwezen als naar zijn “mengmodus” (Normaal, Vermenigvuldigen, etc.), bepaalt hoe de kleurwaarden van de laag en zijn achtergrond worden gecombineerd (samen met de instelling mengruimte). De composietmodus van een laag bepaalt hoe de alfawaarden van de laag en zijn achtergrond worden gecombineerd (samen met de instelling Composietruimte). De achtergrond van de laag is de inhoud waaruit de laag is samengesteld; namelijk, het is de combinatie van de lagen eronder.
Er zijn twee gebieden van interesse bij het samenstellen van de laag uit zijn achtergrond: de ondoorzichtige gebieden van de achtergrond en het ondoorzichtige gebied van de laag. De mengmodus van de laag bepaalt hoe de kleuren van de doorsnede van deze twee gebieden te combineren: d.i. het gemeenschappelijke ondoorzichtige gebied van zowel de achtergrond als dat van de laag (beeldpunten die behoren tot slechts een van deze gebieden hoeven niet met iets gecombineerd te worden en behouden hun originele kleur). De composietmodus van de laag bepaalt welk deel van deze gebieden wordt behouden, en welk moet worden weggegooid.
De voorbeeldafbeeldingen hieronder geven de samenstelling van twee lagen weer — de onderste laag bevat een rode verzachte cirkel en de bovenste laag bevat een groene verzachte cirkel — met de modus “Optellen” en verschillende modi voor composiet (toegepast op de bovenste laag).
Unie: behoudt de ondoorzichtige gebieden van zowel de laag als zijn achtergrond, d.i. hun unie.
Aan achterzijde vastmaken: behoudt alleen de ondoorzichtige gebieden van de achtergrond (dit omvat ook het gemeenschappelijke ondoorzichtige gebied voor zowel de achtergrond als de laag, d.i. hun doorsnede).
Aan laag vastmaken: behoudt alleen het ondoorzichtige gebied van de laag (dat omvat ook het gemeenschappelijke ondoorzichtige gebied van zowel de achtergrond als van de laag, d.i. hun doorsnede).
Doorsnede: behoudt alleen het ondoorzichtige gebied van zowel de achtergrond als van de laag, d.i. hun doorsnede.
Automatisch: modus “Automatisch” is geen afzonderlijke composietmodus, maar correspondeert in plaats daarvan met een van de ander modi voor composiet, afhankelijk van de mengmodus van de laag: voor “Normaal”, “Oplossen” en “Samenvoegen” correspondeert het met “Unie”, en voor de andere modi (die verschillende modi voor composiet ondersteunen) correspondeert het met “Aan achterzijde vastmaken”.
Stelt de dekking in van het tekenen op de laag. Standaard is 100%.
De dimensies van de nieuwe laag. Wanneer het dialoogvenster verschijnt, worden de waarden geïnitialiseerd naar de dimensies van de afbeelding. U kunt ze wijzigen met de twee tekstvakken. U kunt ook de eenheden wijzigen in het keuzemenu rechts.
De standaard origine van de nieuwe laag is de linkerbovenhoek van het canvas van de afbeelding. Hier kunt u de exacte positie van de laag instellen. Door een negatieve verschuiving te kiezen kunt u instellen dat de laag gedeeltelijk buiten het canvas van de afbeelding komt te liggen.
Er zijn heel veel opties voor het vullen van de nieuwe laag: de huidige Voorgrondkleur, de huidige Achtergrondkleur, Middengrijs (CIELAB), Wit, Transparant en het huidige Patroon.
De schakelaars Zichtbaar, Pixels vergrendelen, Positie en afmeting vergrendelen, Zichtbaarheid vergrendelen en Alfakanaal vergrendelen aan de rechterkant van dit dialoogvenster worden beschreven in de documentatie van het dialoogvenster Lagen. Bekijk Laagattributen.