NL betekent “Niet lineair”. Afgeleid van het programma voor Unix pnmnlfilt, voegt het functies voor glad maken, ontspikkelen en verbeteren van scherpte samen. Het werkt op de gehele laag, niet op de selectie.
Dit filter is zoiets als een Zwitsers zakmes. Het heeft 3 afzonderlijke modi voor bewerken. In alle modi wordt elk beeldpunt in de afbeelding beoordeeld en verwerkt overeenkomstig zijn waarden voor het beeldpunt en die van omringende beeldpunten. In plaats van 9 beeldpunten in een blok van 3×3 te gebruiken, gebruikt het een hexagonaal blok waarvan de grootte kan worden ingesteld met de optie Straal.
Dit filter is te vinden in het hoofdmenu onder
→ → .Het filter werkt niet als de actieve laag een alfakanaal heeft. Dan is het menu-item uitgeschakeld.
Indien geselecteerd zullen resultaten van de instelling van de parameter interactief worden weergegeven in het voorbeeld.
De Werkmodus wordt hieronder beschreven.
Beheert de hoeveelheid die het filter moet toepassen. Geldig bereik is 0,00-1,00. De exacte betekenis van deze waarde is afhankelijk van de werkmodus. Onthoud dat deze parameter is gerelateerd aan, maar niet dezelfde, is als de parameter alfa
die wordt gebruikt in het programma pnmnlfilt.
Beheert de grootte van het effectieve monstergebied rondom elk beeldpunt. Het bereik van deze waarde is 0,33-1,00, waar 0,33 slechts het beeldpunt zelf betekent (en dus zal het filter geen effect hebben) en 1,00 betekent dat alle beeldpunten in het raster 3×3 worden bemonsterd.
Dit filter kan verschillende afzonderlijke functies uitvoeren:
De waarde van het beeldpunt in het midden zal worden vervangen door het gemiddelde van de 7 waarden van het hexagoon, maar de 7 waarden worden gesorteerd op grootte en het bovenste en onderste gedeelte Alfa
van de 7 worden uitgesloten van het gemiddelde. Dit impliceert dat een waarde Alfa
van 0,0 hetzelfde soort uitvoer geeft als een normale convolutie (d.i. gemiddelde of filter glad maken), waar Straal
de “sterkte” van het filter zal bepalen. Een goede waarde om mee te beginnen voor subtiel filteren is Alfa
= 0,0, Straal
= 0,55. Voor een meer overduidelijk effect, probeer Alfa
= 0,0 en Straal
= 1,0.
Een waarde Alfa
van 1,0 zal ervoor zorgen dat de waarde mediaan van de 7 hexagonen zal worden gebruikt om de waarde van het beeldpunt in het midden te vervangen. Dit soort filter is goed voor het elimineren van “pop” of ruis van enkele beeldpunten uit een afbeelding zonder de ruis verder te verspreiden of objecten op de afbeelding onder te smeren. Verstandig gebruiken van de parameter Straal
zal het filteren fijn afstemmen.
Tussenliggende waarden van Alfa
geven effecten ergens tussen glad maken en "pop" ruisvermindering. Voor subtiel filteren, probeer te beginnen met waarden van Alfa
= 0,8, Straal
= 0,6. Voor een meer overduidelijk effect, probeer Alfa
= 1,0 en Straal
= 1,0.
Dit type filter past adaptief een filter glad maken toe op de afbeelding. Voor elk beeldpunt wordt de variantie van de omringende waarden van hexagoon berekend en de hoeveelheid glad maken is daaraan omgekeerd proportioneel. Het idee is dat als de variantie kleiner is, dan is dat vanwege de ruis in de afbeelding, terwijl als de variantie groot is, is dat vanwege “gewenste” objecten op de afbeelding. Zoals gewoonlijk beheert de parameter Straal
de effectieve straal, maar het is waarschijnlijk beter om de straal te laten staan tussen 0,8 en 1,0 om de berekening van de variantie van betekenis te laten zijn. De parameter Alfa
stelt de drempel voor de ruis in, waarboven minder glad maken zal worden uitgevoerd. Dit betekent dat kleine waarden van Alfa
het meest subtiele effect voor het filteren zullen geven, terwijl grote waarden ertoe zullen neigen om alle delen van de afbeelding glad te maken. U zou kunnen beginnen met waarden als Alfa
= 0,2, Straal
= 1,0 en proberen de parameterAlfa
te verhogen of te verlagen om het gewenste effect te bereiken. Dit type filter is het beste voor het uitfilteren van ruis van rasteren in zowel bitmap als kleurafbeeldingen.
Dit is het tegenovergestelde type filter van het filter glad maken. Het verbetert randen. De parameter Alfa
beheert de hoeveelheid verbetering voor de rand, van subtiel (0,1) tot en met overduidelijk (0,9). De parameter Straal
beheert zoals gewoonlijk de effectieve straal, maar nuttige waarden liggen tussen 0,5 en 0,9. Probeer te beginnen met waarden van Alfa
= 0,3, Straal
= 0,8.
De verschillende werkmodi kunnen achter elkaar gebruikt worden om het gewenste resultaat te krijgen. Om bijvoorbeeld een monochrome gerasterde afbeelding om te zetten naar een afbeelding met grijswaarden zou u een of twee doorlopen van het filter glad maken kunnen proberen, gevolgd door een doorloop van het filter Optimale benadering en wat subtiele Randverbetering. Onthoud dat het gebruiken van Randverbetering alleen nuttig lijkt te zijn na een van de niet lineaire filters (filter Alfa getrimd gemiddelde of Optimale benadering), omdat Randverbetering precies het tegenovergestelde is van glad maken.
Voor het verminderen van ruis van kleurkwantisering in afbeeldingen (d.i. omzetten van .gif-bestanden terug naar 24 bit-bestanden) zou u een doorloop kunnen proberen van het filter Optimale benadering (Alfa
= 0,2, Straal
= 1,0), een doorloop van het filter Mediaan (Alfa
= 1,0, Straal
= 0,55) en mogelijk een doorloop van het filter Randverbetering. Verscheidene doorlopen van het filter Optimale benadering met aflopende waarden voor Alfa
zijn meer effectief dan een enkele doorloop met een grote waarde voor Alfa
. Zoals gewoonlijk is er het nadeel tussen effectiviteit van het filter en verlies van detail. Experimenteren wordt aangemoedigd.