Dit filter is een gereedschap: U kunt meerdere geometrische figuren maken om ze toe te voegen aan de afbeelding.
Bij het gebruiken van dit filter zullen in de afbeelding ingevoegde elementen op een nieuwe laag worden geplaatst. De afbeelding zal dus niet worden aangepast, alle aanpassingen gebeuren op deze laag.
Het Voorbeeld (met een horizontale en een verticale liniaal) aan de linkerkant van het hoofdvenster is feitelijk uw werkgebied, waar u uw figuren toevoegt.
U kunt figuren toevoegen en aanpassen met de gereedschappen van Gfig op de (werkbalk Gfig) en het gebruiken van de toepasselijke opties in het (hoofdvenster van Gfig).
Bovenaan het dialoogvenster vindt u een set pictogrammen die de functies van dit filter weergeven. Help pop-ups zijn expliciet.
Functies voor het tekenen van objecten
Aan de linkerkant van de werkbalk vindt u enkele functies voor het tekenen van objecten. U schakelt ze in door op het corresponderende pictogram te klikken. U kunt de volgende objecten maken (onthoud dat Controlepunten tegelijkertijd met het object worden gemaakt):
Met dit gereedschap kunt u lijnen tekenen. Klik op Voorbeeld om het beginpunt te markeren en sleep dan de muis naar het eindpunt.
Met dit gereedschap kunt u rechthoeken tekenen. Klik op Voorbeeld om het beginpunt te markeren en sleep dan met de muis om de rechthoek te maken.
Met dit gereedschap kunt u cirkels tekenen. Klik op Voorbeeld om het middelpunt te markeren en sleep dan de muis naar de gewenste straal.
Met dit gereedschap kunt u ovalen tekenen. Klik op Voorbeeld om het middelpunt te markeren en sleep dan met de muis om de gewenste vorm en grootte te krijgen.
Met dit gereedschap kunt u cirkelbogen maken. Klik op Voorbeeld om het beginpunt in te stellen. Klik opnieuw om een ander punt op de boog in te stellen. Sleep, zonder de muisknop los te laten, met de muisaanwijzer; als u de muisknop loslaat zal het eindpunt van de boog worden geplaatst en een boog die deze drie punten bevat zal worden getekend.
Met dit gereedschap kunt u een veelhoek maken. Begin met het instellen van het aantal zijden in Gereedschapsopties aan de rechterkant van Voorbeeld. Klik dan op Voorbeeld om het middelpunt te plaatsen en, zonder de muisknop los te laten, sleep met de muisaanwijzer om de gewenste grootte en richting te krijgen.
Met dit gereedschap kunt u een ster maken. Begin met het instellen van het aantal zijden (pieken) in Gereedschapsopties aan de rechterkant van Voorbeeld. Klik dan op Voorbeeld om het middelpunt te plaatsen en, zonder de muisknop los te laten, sleep met de muisaanwijzer om de gewenste grootte en richting te krijgen.
Met dit gereedschap kunt u een spiraal maken. Begin met het instellen van het aantal spitsen (zijden) en richting van de spitsen in Gereedschapsopties aan de rechterkant van Voorbeeld. Klik dan op Voorbeeld om het middelpunt te plaatsen en, zonder de muisknop los te laten, sleep met de muisaanwijzer om de gewenste grootte te krijgen.
Met dit gereedschap kunt u Bézier-curves maken. Klik op Voorbeeld om het beginpunt in te stellen en de andere punten: de boog zal tussen deze punten worden gemaakt. Druk, om een einde te maken aan het maken van punten, op de Shift-toets bij het maken van het laatste punt.
Functies voor het beheren van objecten
In het midden van de werkbalk vindt u gereedschappen om objecten te beheren:
Met dit gereedschap kunt u het actieve object verplaatsen. Klik, om een object in te schakelen, op een controlepunt dat tegelijkertijd met het object werd gemaakt.
Met dit gereedschap kunt u klik-en-slepen met een van de controlepunten die tegelijkertijd met het object werden gemaakt. Elk van deze punten verplaatst het object op een andere manier.
Met dit gereedschap kunt u een object dupliceren. Klik op een controlepunt van een object en sleep het naar de gewenste plaats.
Klik op een controlepunt van een object om het te verwijderen.
Met dit gereedschap kunt u een object selecteren om het activeren. Klik eenvoudigweg op een van zijn controlepunten.
Functies voor het organiseren van objecten
Aan de rechterkant van de werkbalk vindt u gereedschappen voor het over elkaar leggen van de objecten (u kunt ze ook krijgen als u klikt op de knop van de keuzelijst, als ze niet zichtbaar zijn). U heeft:
Met dit gereedschap kunt u het geselecteerde object een niveau omhoog of omlaag duwen.
Leggen zichzelf uit.
Functies voor weergeven van objecten
Deze functies stellen u in staat van het ene object naar een ander te springen. Alleen dit object wordt weergegeven.
Deze functie laat alle objecten weer opnieuw zien, na het gebruiken van beide vorige functies.
Opmerking | |
---|---|
Als uw venster te smal is om alle pictogrammen weer te kunnen geven, heeft de werkbalk een keuzelijst die u de ontbrekende functies aanbiedt. |
De XY-positie geeft de positie van uw aanwijzer aan.
Als het geselecteerde gereedschap enkele opties verschaft (zoals aantal zijden), kunt u ze hier wijzigen.
Als deze optie is geselecteerd, zal het object worden getekend. Twee knoppen zijn beschikbaar om kleur en type penseel te kiezen. Wijzigingen aan kleur of penseel zijn ook van toepassing op bestaande objecten.
Met de hulp van deze keuzelijst kunt u bepalen of en hoe het object moet worden gevuld, met een kleur, een patroon of een kleurverloop.
Als deze optie is geselecteerd wordt toegepast op Voorbeeld om het plaatsen van objecten gemakkelijker te maken.
Als deze optie is geselecteerd zullen objecten worden uitgelijnd aan het raster.
Als deze optie is geselecteerd wordt de huidige afbeelding weergegeven in Voorbeeld (werkgebied).