De meeste filters van GIMP werken op een laag door zijn inhoud te transformeren, maar de filters in de groep “Genereren” zijn een beetje anders. Ze maken patronen uit het niets, in de meeste gevallen door alles uit te wissen dat al eerder op de laag stond. Sommige maken willekeurige of patronen met ruis, andere regelmatige of fractale patronen, en een (Gfig) is een algemeen toepasbaar (maar nogal beperkt) gereedschap voor vectorafbeeldingen.
Deze categorie beschrijft de volgende filters:
-
Paragraaf 14.2, “Vlam”
-
Paragraaf 14.3, “Fractal-ontdekker”
-
Paragraaf 14.4, “IFS-fractal”
-
Paragraaf 14.5, “Celruis”
-
Paragraaf 14.6, “Perlinruis”
-
Paragraaf 14.7, “Plasma”
-
Paragraaf 14.8, “Simplex ruis”
-
Paragraaf 14.9, “Solide ruis”
-
Paragraaf 14.10, “Verschil-wolken”
-
Paragraaf 14.11, “Bayermatrix”
-
Paragraaf 14.12, “Dambord”
-
Paragraaf 14.13, “Diffractiepatronen”
-
Paragraaf 14.14, “Raster”
-
Paragraaf 14.15, “Lineaire sinusoïde”
-
Paragraaf 14.16, “Doolhof”
-
Paragraaf 14.17, “Sinusoïde”
-
Paragraaf 14.18, “Spiraal”
-
Paragraaf 14.19, “Schaakbord (oud)”
-
Paragraaf 14.20, “CML-verkenner”
-
Paragraaf 14.21, “Raster (oud)”
-
Paragraaf 14.22, “Legpuzzel”
-
Paragraaf 14.23, “Qbist”
-
Paragraaf 14.24, “Circuit”
-
Paragraaf 14.25, “Gfig”
-
Paragraaf 14.26, “Lava”
-
Paragraaf 14.27, “Lijnennova”
-
Paragraaf 14.28, “Bolontwerper”
-
Paragraaf 14.29, “Spirogimp”