Het gereedschap Passer wordt gebruikt om kennis te verkrijgen over afstanden van pixels in de afbeelding waaraan u werkt. Door te klikken en met de muisknop te slepen, kunt u de hoek bepalen en het aantal pixels tussen de punten van het klikken en waar de muisaanwijzer is geplaatst. De informatie wordt weergegeven op de statusbalk of kan worden weergegeven in het Infovenster.
Een veel voorkomend geval voor het gebruiken van “Passer” is om de draaihoek te berekenen als de horizon op een foto niet horizontaal is. Klik, om te draaien om de horizon recht te trekken, op de knop Rechtzetten na het meten van de hoek.
Met deze knop kunt u zowel horizontaal als verticaal lijnen recht zetten: Het hoekpunt dat de passer tekent wijst aan in welke richting het rechtzetten zal gebeuren.
Wanneer u de muisaanwijzer over het eindpunt beweegt, wijzigt die naar een aanwijzer voor verplaatsen. Als u dan klikt kunt u doorgaan met meten.
De informatie wordt getoond in de statusbalk, onderin het afbeeldingsvenster:
De afstand tussen het beginpunt en de muisaanwijzer, in de eenheden die voor de statusregel ingesteld zijn.
De hoek in elk kwadrant, van 0° tot 90°.
De coördinaten van het punt ten opzichte van het beginpunt.
U kunt het gereedschap op verschillende manieren activeren:
Vanuit het hoofdmenu, als
→Door te klikken op het pictogram van het gereedschap in de Gereedschapskist.
Ingedrukt houden van de Shift-toets, klik en sleep aan een bestaand eindpunt om een tweede meetlijn vanuit dat eindpunt te maken. De hoek tussen de twee lijnen zal worden weergegeven. Elk eindpunt kan worden verplaatst met klikken en slepen. Dus, u kunt elke hoek meten in de afbeelding:
Ingedrukt houden van de Ctrl-toets plaatst het gereedschap in de modus voor een beperkte rechte lijn. De richting van de lijn wordt beperkt tot een veelvoud van de dichtstbijzijnde 15 graden.
Ctrl-toets ingedrukt en klikken op een eindpunt maakt een horizontale hulplijn. De muisaanwijzer wordt een pictogram .
In de horizontale of verticale oriëntatie-modus, schakelt Ctrl ook tussen Horizontaal en Verticaal.
Alt-toets en klikken op een eindpunt maakt een verticale hulplijn.
Dezelfde combinatie en klikken op een meetlijn laat u die meetlijn verplaatsen.
De toetscombinatie Ctrl+Alt en klikken op een eindpunt maakt tegelijk een verticale en een horizontale hulplijn.
Normaal gesproken worden gereedschapsopties weergegeven in een venster dat is gekoppeld onder de Gereedschapskist, zodra u een gereedschap activeert. Als dat niet zo is, kunt u er toegang toe krijgen vanuit het hoofdmenu met
→ → , dat het venster met de gereedschapsopties voor het geselecteerde gereedschap opent. De beschikbare gereedschapsopties kunnen ook worden bereikt door te dubbelklikken op het corresponderende pictogram van het gereedschap in de Gereedschapskist.In de modus Automatisch (standaard), zal vangen aan de kleinste hoek tussen de meetlijn en de verticale of horizontale richting. Horizontaal en Verticaal maken het mogelijk dat gedrag te overschrijven, door expliciet te specificeren wat het zou moeten zijn.
Deze optie zal een dialoogvenster Infovenster weergeven dat details weergeeft van het gereedschap Passer. De resultaten zijn meer uitgebreid dan die op de statusbalk.
Transformeren, Interpolatie en Snijden worden behandeld in Paragraaf 4.1.1, “Opties”. Hier is een voorbeeld voor het rechtzetten van een pad:
: klik op deze knop om het rechtzetten uit te voeren.
U kunt niet direct oppervlakten meten, maar u kunt wel het Histogram gebruiken, dat u het aantal beeldpunten in een selectie geeft.