Inhoudsopgave
Een van de meeste gebruikte toepassingen van GIMP is het verbeteren van digitale foto's die om wat voor reden dan ook niet helemaal perfect zijn. Een foto kan over- of onderbelicht zijn, gedraaid moeten worden, onscherp zijn. Dat zijn allemaal problemen waarvoor GIMP gereedschappen heeft. Dit hoofdstuk geeft u een overzicht van die gereedschappen en waarvoor ze kunnen worden ingezet. U zult nog niet de gedetailleerde handleidingen krijgen. Veel mensen willen liever met het gereedschap experimenteren dan eerst het handboek doorwerken. Maar bij ieder gereedschap is een volledige handleiding beschikbaar. Ook gaat dit deel niet over alle mogelijke speciale effecten die u met GIMP op een afbeelding kan toepassen. Dit hoofdstuk probeert u de weg te wijzen in het corrigeren van een foto. En wees niet bang om alles uit te proberen. Er is altijd nog de mogelijkheid van "Ongedaan maken" met een simpele sneltoets Ctrl+Z.
De vier meest voorkomende bewerkingen op imperfecte foto's zijn: De compositie verbeteren, de kleuren verbeteren, de scherpte verbeteren, ongewenste voorwerpen of onderdelen van de foto verwijderen.
It is easy, when taking a picture, to hold the camera not quite perfectly vertical, resulting in a picture where things are tilted at an angle. In GIMP, the way to fix this is to use the Rotate tool. Activate this by clicking its icon in the Toolbox, or by pressing the Shift+R while inside the image. Make sure the Tool Options are visible, and at the top, make sure for “Transform:” that the left button (“Transform Layer”) is selected. If you then click the mouse inside the image and drag it, you will see a grid appear that rotates as you drag. When the grid looks right, click or press Enter, and the image will be rotated.
Als het effect niet in een keer goed is kunt u nog een beetje bijdraaien, maar het scherpste resultaat krijgt u door de eerste draaiing ongedaan te maken en de tweede (of derde) goed te doen, omdat iedere draaiing tot gevolg heeft dat de afbeelding iets vervaagt. De meeste beeldpunten moeten immers een niet-geheel aantal punten verplaatst worden, wat leidt tot afrondingen.
Fortunately, GIMP provides another way of doing it that is considerably easier to use: in the Rotate Tool Options, for the Transform Direction you can select "Backward (Corrective)". When you do this, instead of rotating the grid to compensate for the error, you can rotate it to line up with the error. If this seems confusing, try it and you will see that it is quite straightforward.
Opmerking | |
---|---|
There is an option to preview the results of transformations, instead of just seeing a grid. This makes it easier to get things right on the first try. |
Na het draaien zijn er wel "gaten" in de hoeken van de afbeelding. Een manier om die op te lossen is ze invullen met de juiste achtergrond, een veel eenvoudiger oplossing is de afbeelding zoveel bij te snijden dat de gaten er buiten vallen. Hoe groter de draaiing hoe meer je moet afsnijden, dus goed opletten bij het fotograferen is toch het mooist.
Bij het fotograferen heb je soms meer, soms minder mogelijkheid om te bepalen hoeveel je op de foto wil zetten. Regelmatig zal een foto beter worden door hem bij te snijden. Ook kan het bijsnijden helpen om de beeldvulling te verbeteren. Een vuistregel om vaak maar niet altijd te volgen is de “regel van derden”, die zegt dat een mooi effect wordt bereikt als het centrale onderwerp van de foto zich op een derde bevindt zowel in de hoogte als in de breedte.
To crop an image, activate the Crop tool in the Toolbox, or by pressing Shift+C while inside the image. With the tool active, clicking and dragging in the image will sweep out a crop rectangle. When everything is perfect, hit Enter. Note: if in Crop Tool Options is disabled, the cropped part will not be removed from the image, only the visible image area will be adjusted.
Ondanks alle technische hulpmiddelen zijn digitale foto's regelmatig over- of onderbelicht, of gedeeltelijk niet goed belicht. GIMP heeft allerlei gereedschappen om de kleuren van een afbeelding te verbeteren, van volautomatische bewerkingen tot eindeloos variabele gereedschappen met vele parameters en instellingen. We zullen beginnen met de eenvoudigste.
GIMP gives you several automated color correction tools. Unfortunately they don't usually give you quite the results you are looking for, but they only take a moment to try out, and if nothing else they often give you an idea of some of the possibilities inherent in the image. Except for "Auto Levels", you can find these tools by following the menu path
→ in the main menu.Hier zijn ze met een kleine toelichting:
Dit is een zeer krachtige aanpassing die de kleuren van de afbeelding probeert regelmatig te verdelen over alle beschikbare mogelijke intensiteiten. Levert vaak een verbazingwekkend resultaat, zij het niet vaak het gewenste, probeer maar.
Dit zal de kleuren verbeteren van foto's waar het wit niet wit is of het zwart niet zwart; de overige kleuren worden dan mee verschoven.
This is useful for underexposed images: it adjusts the whole image until the brightest point is right at the saturation limit, and the darkest point is black. The downside is that the amount of brightening is determined entirely by the lightest and darkest points in the image, so even one single white pixel and/or one single black pixel will make normalization ineffective. It operates on the red, green, and blue channels independently. It often has the useful effect of reducing color casts.
Werkt net als Contrast vergroten maar werkt in de HSV kleurruimte in plaats van in de RGB. Het beïnvloedt de kleurtint niet.
Deze opdracht vergroot de verschillen in de verzadiging van de kleuren in de laag, zonder de kleurtint of helderheid te beïnvloeden. Werkt dus niet op grijswaarden.
This is done by selecting
→ in the main menu, and then pressing the button near the center of the dialog. You will see a preview of the result; you must press for it to take effect. Pressing instead will cause your image to revert to its previous state.If you can find a point in the image that ought to be perfect white, and a second point that ought to be perfect black, then you can use the Levels tool to do a semi-automatic adjustment that will often do a good job of fixing both brightness and colors throughout the image. First, bring up the Levels tool as previously described. Now, look down near the bottom of the Layers dialog for three buttons with symbols on them that look like eye-droppers (at least, that is what they are supposed to look like). The one on the left, if you mouse over it, shows its function to be “Pick Black Point”. Click on this, then click on a point in the image that ought to be black–really truly perfectly black, not just sort of dark–and watch the image change. Next, click on the rightmost of the three buttons ( “Pick White Point” ), and then click a point in the image that ought to be white, and once more watch the image change. If you are happy with the result, click the button otherwise .
Those are the automated color adjustments: if you find that none of them quite does the job for you, it is time to try one of the interactive color tools. All of these, except one, can be accessed via
→ in the main menu.The simplest tool to use is the Brightness/Contrast tool. It is also the least powerful, but in many cases it does everything you need. This tool is often useful for images that are overexposed or underexposed; it is not useful for correcting color casts. The tool gives you two sliders to adjust, for “Brightness” and “Contrast”. If you have the option “Preview” checked (and almost certainly you should), you will see any adjustments you make reflected in the image. When you are happy with the results, press and they will take effect. If you can't get results that you are happy with, press and the image will revert to its previous state.
Een wat uitgebreider gereedschap om belichtingsproblemen te benaderen is het Niveaus of Kleurniveaus gereedschap. Dit dialoogscherm ziet er ingewikkeld uit, maar we gebruiken voor dit doel alleen het bovenste deel “Invoerniveaus”. De handleiding voor de rest van het gereedschap vindt u in Gereedschap Niveaus. Maar u kunt ook gewoon de dingen uitproberen en zien hoe het afbeelding scherm reageert. (Zorg dus wel dat het vakje “Voorbeeld” linksonder is aangekruist.)
Een volgend en krachtiger gereedschap om in te zetten is Curves. Met dit gereedschap bewerkt u net als in het vorige de invoer- en uitvoerniveaus, maar nu door de grafiek met de muis te veranderen door punten toe te voegen en verslepen. Met dit gereedschap kunt u alles wat u ook kan met Helderheid/contrast en met Niveaus en meer. Ook voor dit gereedschap is er een Help pagina Curves, maar ga er vooral mee experimenteren.
Een andere heel krachtige manier om helderheid en contrast van de afbeelding variërend aan te passen, voor wat meer gevorderden is een nieuwe laag aanmaken boven die met de foto en in het Lagen dialoogvenster de Modus daarvan op “Vermenigvuldigen” te zetten. Dan fungeert de nieuwe laag als een “belichtingscontrole” voor de foto eronder, waarbij donkerder grijs in het filter zorgt voor een donkerder foto. Door in de nieuwe laag te tekenen kunt u dan selectief gedeeltes van de foto meer belichten. Zorg wel voor een zachte overgang en gebruik vooral grijswaarden, tenzij u de kleuren van de afbeelding ook wil veranderen.
En dan is “Vermenigvuldigen” niet de enige bruikbare modus. In feite kunt u met “Vermenigvuldigen” alleen gedeelten donkerder maken. Het omgekeerde doet u dus met de modus “Delen”, die kan dienen om onderbelichte (delen van) foto's lichter te laten kleuren. Hier is nog een truc om de maximale hoeveelheid detail in alle gedeelten van de afbeelding te bereiken:
Dupliceer de laag (in een nieuwe laag boven de eerste).
Verminder de verzadiging van de nieuwe laag naar nul.
Voer Gaussiaans vervagen uit op het resultaat met een grote straal (100 of meer).
Zet de modus van de laag op Delen.
Zoek de juiste hoeveelheid correctie door de dekking van de laag te variëren of door de helderheid van de laag aan te passen.
Bent u tevreden met het resultaat dan kunt u de knop
indrukken om het effect van deze bewerking te combineren met de originele foto als een enkele laag.Naast “Vermenigvuldigen” en “Delen” kunt u soms nuttige effecten bereiken met een van de andere modussen zoals “Doordrukken”, “Tegenhouden” of “Zacht Licht”. U zult merken dat naarmate u meer mogelijkheden kent het lastiger kiezen wordt.
In our experience, if your image has a color cast—too much red, too much blue, etc—the easiest way to correct it is to use the Levels tool, adjusting levels individually on the red, green, and blue channels. If this doesn't work for you, it might be worth your while to try the Color Balance tool or the Curves tool, but these are much more difficult to use effectively. (They are very good for creating certain types of special effects, though.)
Soms is het moeilijk te bepalen of u de kleuren nu wel goed hebt aangepast. Een goede objectieve techniek daarvoor is om een paar punten in de foto te vinden die wit of grijs zouden moeten zijn en het Pipet gereedschap (het pictogram met de druppelaar) te gebruiken. Klikt u daarmee op zo'n punt dan ziet u welke kleur het heeft. de rode, groene en blauwe component van die kleur zouden gelijk moeten zijn. Afhankelijk van het resultaat kunt u dan bepalen welke correctie nog nodig is.
If your image is washed out—which can easily happen when you take pictures in bright light—try the Hue/Saturation tool, which gives you three sliders to manipulate, for Hue, Lightness, and Saturation. Raising the saturation will probably make the image look better. In same cases it is useful to adjust the lightness at the same time. ( “Lightness” here is similar to “Brightness” in the Brightness/Contrast tool, except that they are formed from different combinations of the red, green, and blue channels.) The Hue/Saturation tool gives you the option of adjusting restricted subranges of colors (using the buttons at the top of the dialog), but if you want to get natural-looking colors, in most cases you should avoid doing this.
Tip | |
---|---|
Even if an image does not seemed washed out, often you can increase its impact by pushing up the saturation a bit. Veterans of the film era sometimes call this trick “Fujifying”, after Fujichrome film, which is notorious for producing highly saturated prints. |
Als een foto is gemaakt met weinig licht treedt nog wel eens het omgekeerde probleem op: Teveel verzadiging. Ook in die gevallen kan het gereedschap Tint/verzadiging zijn diensten bewijzen, maar dan door de verzadiging te verminderen in plaats van te vergroten.
Als de camera niet goed scherp gesteld is of beweegt tijdens het fotograferen is het resultaat een vervaagde foto. Als het beeld erg vaag is geworden valt er waarschijnlijk niets meer aan te doen, maar met een beetje vervaging zijn er wel hulpmiddelen om het te verbeteren.
The most generally useful technique for sharpening a fuzzy image is called the Sharpen (Unsharp Mask. In spite of the rather confusing name, which derives from its origins as a technique used by film developers, its result is to make the image sharper, not “unsharp”. It is a plug-in, and you can access it via → → in the main menu. There are two parameters, “Radius” and “Amount”. The default values often work pretty well, so you should try them first. Increasing either the radius or the amount increases the strength of the effect. Don't get carried away, though: if you make the unsharp mask too strong, it will amplify noise in the image and also give rise to visible artifacts where there are sharp edges.
Tip | |
---|---|
Sometimes using Sharpen (Unsharp Mask) can cause color distortion where there are strong contrasts in an image. When this happens, you can often get better results by decomposing the image into separate Hue-Saturation-Value (HSV) layers, and running Sharpen (Unsharp Mask) on the Value layer only, then recomposing. This works because the human eye has much finer resolution for brightness than for color. See the sections on Decompose and Compose for more information. |
In some situations, you may be able to get useful results by selectively sharpening specific parts of an image using the Blur/Sharpen tool from the Toolbox, in "Sharpen" mode. This allows you to increase the sharpness in areas by painting over them with any paintbrush. You should be restrained about this, though, or the results will not look very natural: sharpening increases the apparent sharpness of edges in the image, but also amplifies noise.
Als u fotografeert bij weinig licht of met een korte sluitertijd zal de camera niet genoeg licht opvangen om een nauwkeurige foto te kunnen maken en ziet het resultaat er korrelig uit. Dat kunt u “verzachten” door de foto wat te vervagen, maar dan verliest u dus wel de scherpte van de foto. Er zijn een paar alternatieven die mogelijk een beter resultaat kunnen geven. Wellicht is het beste, als de korreligheid niet groot is, een filter te gebruiken genaamd Selectieve Gaussiaanse vervaging, met de vervagingsstraal ingesteld op 1 of 2 pixels. Een andere aanpak is het filter Ontspikkelen. Deze heeft een mooie voorbeeldfunctie waardoor u goed kan spelen met de instellingen om het beste resultaat te zoeken. Als de korreligheid te groot is dan zal het echter niet makkelijk zijn om een zinvol resultaat te bereiken.
Every so often you have the opposite problem: an image is too crisp. The solution is to blur it a bit: fortunately blurring an image is much easier than sharpening it. Since you probably don't want to blur it very much, the simplest method is to use one of the “Blur” filters, accessed via → from the main menu. This will soften the focus of the image a little bit. If you want more softening, just repeat until you get the result you desire.
Er zijn twee soorten dingen die u vaak van de foto wil verwijderen: zaken ten gevolge van vuil, zoals een haar op de lens en dingen die wel echt zijn, maar de kwaliteit van de foto verstoren, zoals telefoondraden in de hoek van een mooi landschap.
A good tool for removing dust and other types of lens grunge is the Despeckle filter, accessed via → → from the main menu. Very important: to use this filter effectively, you must begin by making a small selection containing the artifact and a small area around it. The selection must be small enough so that the artifact pixels are statistically distinguishable from the other pixels inside the selection. If you try to run despeckle on the whole image, you will hardly ever get anything useful. Once you have created a reasonable selection, activate Despeckle, and watch the preview as you adjust the parameters. If you are lucky, you will be able to find a setting that removes the junk while minimally affecting the area around it. The more the junk stands out from the area around it, the better your results are likely to be. If it isn't working for you, it might be worthwhile to cancel the filter, create a different selection, and then try again.
Hebt u meerdere vlekken in het beeld dan moet u ze allemaal apart op deze manier bewerken. (En de lens nakijken.)
The most useful method for removing unwanted “clutter” from an image is the Clone tool, which allows you to paint over one part of an image using pixel data taken from another part (or even from a different image). The trick to using the clone tool effectively is to be able to find a different part of the image that can be used to “copy over” the unwanted part: if the area surrounding the unwanted object is very different from the rest of the image, you won't have much luck. For example, if you have a lovely beach scene, with a nasty human walking across the beach who you would like to teleport away, you will probably be able to find an empty part of the beach that looks similar to the part he is walking across, and use it to clone over him. It is quite astonishing how natural the results can look when this technique works well.
Zie de help pagina over Klonen voor meer uitleg. Klonen is een kunst die u in de vingers moet krijgen door veel te oefenen.
Een ander gereedschap dat op het klonen lijkt maar slimmer is het Repareren dat ook rekening houdt met de omgeving van de bestemming. Een typisch gebruik van repareren is om rimpels en dergelijke onvolkomenheden in afbeeldingen te verwijderen.
In sommige gevallen kunt u heel goed uitkomen door het gewraakte onderwerp simpelweg uit de afbeelding te knippen en een plug-in genaamd “Resynthesizer” te gebruiken om de leegte te vullen. Die plug-in wordt niet standaard met GIMP meegeleverd, maar kan worden gevonden op de website van de auteur, [PLUGIN-RESYNTH].
When you take a flash picture of somebody who is looking directly toward the camera, the iris of the eye can bounce the light of the flash back toward the camera in such a way as to make the eye appear bright red: this effect is called “red eye”, and looks very bizarre. Many modern cameras have special flash modes that minimize red-eye, but they only work if you use them, and even then they don't always work perfectly. Interestingly, the same effect occurs with animals, but the eyes may show up as other colors, such as green.
GIMP provides a special remove red eye filter. Make a selection with one of the selection tools of the red part of the eye and then choose the “Remove Red Eye” filter. You may have to fiddle around a bit with the threshold slider to get the right color.
In welk bestandsformaat moet u het werk opslaan en in welke afmetingen? Dat is afhankelijk van waarvoor u de afbeelding (mogelijk) wil gebruiken.
Als u hem mogelijk nog een keer in GIMP wil openen en er nog een of meer bewerkingen op wil doen dan kunt u hem 't best in GIMP's eigen XCF formaat opslaan, want dan weet u zeker dat alle informatie behouden blijft.
If you intend to print the image on paper, you should avoid shrinking the image, except by cropping it. The reason is that printers are capable of achieving much higher resolutions than video monitors — 600 to 1400 dpi (“dots per inch”, the physical density) for typical printers, as compared to 72 to 100 pixels per inch for monitors. A 3000×5000-pixel image looks huge on a monitor, but it only comes to about 5 inches by 8 inches on paper at 600 ppi. There is usually no good reason to expand the image either: you can't increase the true resolution that way, and it can always be scaled up at the time it is printed. As for the file format, it will usually be fine to use JPEG at a quality level of 75 to 85. In rare cases, where there are large swaths of nearly uniform color, you may need to set the quality level even higher or use a lossless format such as TIFF instead.
If you intend to display the image on screen or project it with a video projector, bear in mind the highest screen resolutions for most commonly available systems. There is nothing to gain by keeping the image much larger than these resolutions. For this purpose, the JPEG format is almost always a good choice.
If you want to put the image on a web page or send it by email, it is a good idea to make every effort to keep the file size as small as possible. First, scale the image down to the smallest size that makes it possible to see the relevant details (bear in mind that other people may be using different sized monitors and/or different monitor resolution settings). Second, save the image as a JPEG file. In the JPEG save dialog, check the option to “Preview in image window”, and then adjust the Quality slider to the lowest level that gives you acceptable image quality. (You will see in the image the effects of each change.) Make sure that the image is zoomed at 1:1 while you do this, so you are not misled by the effects of zooming.
Zie verder de sectie over Bestandsformaten voor meer informatie.
You print photos from the main menu through
→ . However it is very useful to keep in mind some elementary concepts to prevent some unpleasant surprises when looking at the result, or to fix them if they occur. You must always remember:dat de afbeelding op het scherm doorgaans wordt weergegeven in RGB modus, maar het afdrukken gebeurt in CMYK modus, wat er in resulteert dat de kleuren toch iets anders kunnen zijn dan u verwacht had. Voor de nieuwsgierigen onder ons is er een goede uitleg op Wikipedia:
ICC-profiel [WKPD-ICC]
CMYK [WKPD-CMYK]
Gamut [WKPD-GAMUT]
dat de resolutie van de printer en die van het beeldscherm onafhankelijk van elkaar zijn. De mogelijke resoluties van printers zijn in de orde van 10 keer die van een beeldscherm. U moet zelf de juiste afmetingen en resolutie voor de afdruk instellen.
Consequently, before any printing, go to “Print Size” box adjusting either sizes or resolution. The symbol shows that the both values are linked. You can dissociate x and y resolution by clicking on that symbol, but it is risky. Only some printers support different X vs. Y resolutions.
→ and choose a convenient output size in theLaatste aanbeveling: denk eraan te controleren of de afbeelding binnen de kantlijnen van de printer en het papier past en of hij gecentreerd wordt of juist niet.
Moderne digitale camera's voegen een hele set gegevens toe aan de afbeelding over de instellingen en omstandigheden waarmee de foto gemaakt is. Deze gegevens worden in het JPEG en TIFF formaat opgenomen in een vaste structuur die EXIF wordt genoemd. GIMP kan de EXIF gegevens bewaren, mits de benodigde programmabibliotheek, “libexif”, op jouw systeem beschikbaar is. Bij het opslaan van de afbeelding in een van deze formaten zal GIMP dan ook vragen of u de gegevens mee wil opslaan, en als u instemt deze gegevens ongewijzigd overnemen van het origineel. Inhoudelijk is dat niet helemaal terecht (sommige gegevens kunnen inmiddels door GIMP zijn veranderd ).
If you would like to see the contents of the EXIF data, you can use the metadata-viewer plug-in. You can access it via → → from the main menu.