Hoofdstuk 8. Afbeeldingen combineren

Inhoudsopgave

1. Inleiding Lagen
1.1. Laag eigenschappen
2. Laag Modus
2.1. Normale Laag methodes
2.2. Methoden met Lichter maken
2.3. Laagmethoden met donkerder maken
2.4. Laag methodes met contrast
2.5. Lagen methodes met inversie
2.6. Methodes met HSV componenten
2.7. Methodes met LCh componenten
3. Verouderde laagmodi
4. Nieuwe lagen creëren
5. Groepen van Lagen

1. Inleiding Lagen

U kunt lagen zien als een stapel dia's of transparante vellen. Door lagen te gebruiken kunt u afbeelding opbouwen uit meerdere zelfstandige onderdelen, die ieder apart kunnen worden bewerkt zonder de andere te beïnvloeden. Lagen worden boven op elkaar getoond. De onderste laag vormt de achtergrond en de andere onderdelen van de afbeeldingen komen voor die achtergrond te staan.

Afbeelding 8.1. Een afbeelding met lagen

Een afbeelding met lagen

Lagen van de afbeelding

Een afbeelding met lagen

De afbeelding als geheel


Er is geen principiële grens aan het aantal lagen dat u kan gebruiken. Alleen de fysieke begrenzing van het computergeheugen zal een beperking opleggen. Voor geoefende GIMP-gebruikers is het ook niet abnormaal om een afbeelding uit vele tientallen lagen op te bouwen. U kunt lagen groeperen voor het overzicht en u hebt allerlei opdrachten om met lagen te werken.

The organization of layers in an image is shown in the Layers dialog. How it works is described in detail in the Layers Dialog section, but we will touch some aspects of it here, in relation to the layer properties that they display.

Iedere geopende afbeelding heeft altijd een actief Tekengebied. Een Tekengebied is een GIMP-begrip dat lagen omvat, maar ook enkele andere dingen zoals kanalen, laag-maskers en het selectiemasker. Op de keper beschouwd is een Tekengebied alles dat bewerkbaar is met de tekengereedschappen. De actieve laag wordt in het lagen-dialoogvenster opgelicht weergegeven en de naam van de laag wordt getoond in het status-gebied van het venster. U kunt een andere laag als actieve selecteren door er op te klikken. Als er geen laag uitgelicht wordt, betekent dat dat er iets anders dan een laag het huidige actieve tekengebied is.

In de menubalk boven ieder afbeeldingsvenster kunt u een menu getiteld Laag vinden. Met de opdrachten in dit menu kunt u een aantal bewerkingen op de actieve laag van de afbeelding uitvoeren. Een nog uitgebreidere versie van dit menu wordt geopend door rechts te klikken op de laag in het lagen-dialoogvenster.

1.1. Laag eigenschappen

Iedere laag in een GIMP-afbeelding heeft een aantal belangrijke eigenschappen:

Naam

Iedere laag heeft een naam die automatisch aangemaakt wordt als de laag gemaakt wordt. U kunt deze echter veranderen door in het lagen dialoogvenster dubbel te klikken op de bewuste naam of door in het menu dat u met een rechtermuisklik opent, op het item Laagattributen bewerken de rechtermuisknop weer los te laten.

Aan- of afwezigheid van een alfakanaal

An alpha channel encodes information about how transparent a layer is at each pixel. It is visible in the Channels dialog: white is complete opacity, black is complete transparency and gray levels are partial transparencies.

De laag Achtergrond is een speciaal geval ten opzichte van de andere. Als u een nieuwe afbeelding maakt krijgt die automatisch een laag die achtergrond wordt genoemd. Alleen als u hem laat vullen met transparantie zal die een alfakanaal bevatten. U kunt later alsnog een alfakanaal en dus de mogelijkheid van transparantie aan een laag toevoegen met de laag-optie Alfakanaal toevoegen.

Als u een nieuwe laag aan een afbeelding toevoegt, zelfs als die geheel ondoorzichtig is, zal die altijd automatisch een alfakanaal krijgen.

Iedere laag behalve de achtergrond heeft altijd vanzelf een alfakanaal, al zie je dat niet meteen. Voor meer informatie zie Alfa in de woordenlijst.

Voorbeeld van alfakanaal. 

Afbeelding 8.2. Alfakanaal voorbeeld: Beginplaatje

Alfakanaal voorbeeld: Beginplaatje

The image on the left has three layers painted with pure 100% opaque Red, Green, and Blue. In the Channels dialog, you can see that an Alpha channel has been added. It is white because the image is not transparent since there is at least one 100% opaque layer. The current layer is the red one: since it is painted with pure red, there is no green and no blue and the corresponding channels are black.


Afbeelding 8.3. Alfakanaal voorbeeld: Een transparante laag

Alfakanaal voorbeeld: Een transparante laag

The left part of the first layer has been made transparent (via Paragraaf 2.2, “Rechthoekige selectie Gereedschap”, then EditClear). The second layer, green, is visible. The Alpha channel is still white, since there is an opaque layer in this part of the image.


Afbeelding 8.4. Alfakanaal voorbeeld: Twee transparante lagen

Alfakanaal voorbeeld: Twee transparante lagen

De linkerhelft van de tweede laag is ook transparant gemaakt. De derde laag, blauw, is zichtbaar door de eerste en tweede laag heen. Het alfakanaal is nog steeds wit omdat er ook in dit deel van de tekening nog een ondoorzichtige laag is.


Afbeelding 8.5. Alfakanaal voorbeeld: Drie transparante lagen

Alfakanaal voorbeeld: Drie transparante lagen

The left part of the third layer has been cleared. The Alpha channel is still white and the left part of the layer is opaque, because the background layer has no Alpha channel. In this case, the Clear command works like the Eraser and uses the Background color of Toolbox.


Afbeelding 8.6. Alfakanaal voorbeeld: Alfakanaal toegevoegd aan de achtergrond

Alfakanaal voorbeeld: Alfakanaal toegevoegd aan de achtergrond

We used the LayerTransparencyAdd Alpha Channel command, on the Background layer. Now, the left part of the image is fully transparent and has the color of the page where the image is shown. The left part of the Alpha Channel thumbnail is black (transparent) in the Channels dialog.


Laagtype

Het laagtype wordt in eerste instantie bepaald door het gebruikte type afbeelding (zoals in het voorgaande hoofdstuk beschreven is) en de al dan niet aanwezigheid van een alfakanaal. De mogelijkheden zijn de volgende:

  • RGB

  • RGBA

  • Grijswaarden

  • Grijswaarden A

  • Geïndexeerd

  • Geïndexeerd A

Het is belangrijk om dit te weten, omdat de meeste filters, die u via het keuzemenu Filters kunt gebruiken alleen met een beperkt aantal laagtype's kunnen werken. Als een filter niet met het type van de geselecteerde laag om kan gaan wordt dat gelukkig vanzelf aangegeven omdat het label van het filter in het keuzemenu grijs en inactief gemaakt is. Om toch de bewerking van het gewenste filter te doen kunt u proberen het type van de laag te veranderen of misschien het alfakanaal toe te voegen of weg te halen (met alle gevolgen van dien).

Zichtbaarheid

U kunt een laag uit een afbeelding weghalen zonder hem te wissen door te klikken op het oog symbool in het Lagen dialoogscherm. Dat heet zichtbaarheid van de laag in/uitschakelen. De meeste bewerkingen op afbeeldingen houden geen rekening met uitgeschakelde lagen. Bij het werken aan afbeeldingen met veel lagen kan het soms handig zijn om een stel lagen tijdelijk uit te schakelen om een andere beter te zien.

[Tip] Tip

Wanneer u de Shift-toets ingedrukt houdt terwijl u op het oog-symbool klikt wordt de zichtbaarheid van alle lagen, behalve de aangeklikte uit gezet.

Actieve laag

Gewoonlijk activeert u een laag om erop te gaan werken door er op te klikken in de lijst Lagen. Met veel lagen in beeld valt dat soms niet mee. Houd dan de Alt toets vast terwijl u met het muiswieltje op het bedoelde element klikt.

Layer Lock Settings

If you click to the right of the eye icon, you can select the lock settings for the layer.

Layer Effects

Directly to the left of the image thumbnail, you will see the Layer Effects icon if that layer has effects added to it.

Grootte en grenzen

In GIMP valt de begrenzing van een laag niet noodzakelijkerwijs samen met de begrenzing van de hele afbeelding waar de laag deel van uitmaakt. Als u bijvoorbeeld tekst toevoegt wordt ieder stuk tekst als een aparte laag toegevoegd met een grootte waar de tekst precies in past. Ook als u met knippen en plakken iets in een nieuwe laag toevoegt, is de nieuwe laag precies groot genoeg voor het geplakte voorwerp. In het afbeeldingsscherm worden de grenzen van de actieve laag weergegeven met behulp van een zwart-en-gele gestreepte lijn.

The main reason why this matters is that you cannot do anything to a layer outside of its boundaries, unless you enabled Expand Layers in the Paint Tool Options. If this causes you problems, you can alter the dimensions of the layer using any of several commands that you can find near the bottom of the Layer menu.

[Opmerking] Opmerking

De hoeveelheid geheugen die een laag nodig heeft wordt bepaald door de afmetingen ervan, niet door wat er precies in staat. Daarom is het dus goed voor de snelheid om in grote afbeeldingen of afbeeldingen met veel lagen de grootte van de verschillende lagen zo klein mogelijk te houden.

Doorzichtigheid

De dekking van een laag bepaalt hoeveel er van de kleuren van onderliggende lagen door de bewuste laag doorgelaten wordt. De dekkingsgraad kunt u instellen in waarden tussen de 0 en de 100; 0 betekent volledig doorzichtig en bij 100 worden de onderliggende lagen dus helemaal afgedekt.

Modus

De modus van een laag bepaalt hoe de kleuren ervan met de kleuren van de onderliggende samengevoegd worden. Dit is zoiets ingewikkelds en belangrijks dat er een apart hoofdstuk aan gewijd is dat zal volgen, u kunt in de woordenlijst naar Laag modus zoeken Paragraaf 2, “Laag Modus”.

Laag masker

Naast het alfakanaal is er nog een manier om de doorzichtigheid van een laag te regelen, namelijk een laag masker, dit is een extra tekengebied van grijswaarden dat aan de laag gekoppeld kan worden. Standaard heeft een laag niet zo'n masker: het moet er uitdrukkelijk aan toegevoegd worden. Laag maskers en hoe u die kunt bewerken worden in een later deel van dit hoofdstuk uitgebreider behandeld.